Check je kennis en doe deze toets!

De toets is inmiddels 126 keer ingevuld! De gemiddelde score is 58%. De hoogste score is 83%. De laagste score is 26%

Als dank ontvang je - indien gewenst - een praktische geplastificeerde Vaarbewaarkaart! (Als je deze wilt ontvangen, vul dan ook je adresgegevens in)

Na het verzenden van je antwoorden mailen wij z.s.m. jouw score plus de juiste antwoorden terug. Heb je een score van 60% (21 goede antwoorden) of hoger? Prima! Een score van 80% (28 goede antwoorden) of hoger is zeer goed! Minder dan 60%? Geen probleem, neem de betreffende onderwerpen nog eens door. De toets is vooral bedoeld om je bewust te maken van de vele onderwerpen die een - bekwame - stuur moet kennen en kunnen toepassen in de praktijk!

Heb je aanvullingen, opmerkingen of vragen? Laat het ons weten via info@veiligsloeproeien.nl

We gebruiken jouw gegevens uitsluitend om je de antwoorden & score terug te mailen en - indien gewenst - de Vaarbewaarkaart toe te sturen

Naam *

Team

E-mailadres *

Adres (alleen als je een Vaarbewaarkaart wilt ontvangen)

Postcode

Woonplaats

[1] Een schip mag conform BPR 1.09 alleen uitvaren als ze bestuurd wordt door *

A: Een bekwaam persoon
B: Een persoon van minimaal 12 jaar oud
C: Een persoon met minimaal Klein vaarbewijs

[2] Een automatisch opblaasbaar reddingsvest dient ieder jaar gekeurd te worden *

A: Waar
B: Niet waar
C: Alleen vesten voor commercieel / professioneel gebruik

[3] Welke verlichting dient een roeisloep te voeren na zonsondergang? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Een rood en groen boordlicht
B: Een rondomschijnend wit (top)licht
C: Rood/groen boordlicht of wit rondomschijnend licht
D: Een sloep is niet verplicht verlichting te voeren
E: (rond)schijnen met een zaklamp oid is ook toegestaan

[4] Welke van de 3 opties kies je als eerste bij een man overboord situatie? *

A: Spring direct achter de drenkeling aan om hem/haar te helpen
B: Zoek direct contact met hulpdiensten
C: Roep 'drijf!' naar de persoon in het water.

[5] Welke uitrusting is verplicht bij een FSN wedstrijd? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: 2 hoosvaten / emmers
B: Een EHBO-koffer
C: Zwemvesten voor alle opvarenden
D: Reddingsvesten voor alle opvarenden
E: Een anker en ankerlijn van voldoende lengte
F: Reserve dol(len) en riem(en)
G: Ten minste 2 fenders / stootwillen

[6] Wat doe je bij een slachtoffer in het water met onderkoelingsverschijnselen? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Haal het slachtoffer verticaal uit het water
B: Probeer een bewusteloos slachtoffer warme drank te geven
C: Bescherm het slachtoffer zo snel mogelijk tegen verdere afkoeling
D: Laat direct alarmeren via marifoon of bel 1-1-2

[7] Welk noodsignaal gebruik je bij een calamiteit? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Oranje rook
B: Rode handstakellicht
C: Twee gekruiste riemen
D: Laat 2 roei(st)ers met kleding zwaaien

[8] Zie figuur 1. Er kruist een klein zeilschip met de zeilen over bakboord op ruim water, wie heeft voorrang? *

A: Zeilschip B omdat deze de zeilen over bakboord heeft
B: Zeilschip B omdat bij kruisende koersen een zeilschip voorrang heeft op een schip voortbewogen door spierkracht
C: Sloep A omdat deze met handkracht wordt voortbewogen

[9] Zie figuur 2. Twee roeisloepen kruisen elkaar op open water, er is gevaar voor aanvaring. Wie heeft voorrang? *

A: Sloep A dat van bakboord nadert verleent voorrang aan sloep B dat van stuurboord nadert.
B: Sloep B dat van stuurboord nadert verleent voorrang aan sloep A dat van bakboord nadert.
C: De grootste sloep heeft voorrang

[10] Er kruist een zeilboot onder zeil en met hulpvoortstuwing van de motor. Wie heeft voorrang? *

A: De zeilboot, want deze heeft altijd voorrang
B: De roeisloep
C: Dit is afhankelijk van de stand van de zeilen over bakboord/stuurboord

[11] De minimum leeftijd van de stuurman van een roeisloep is *

A: Er is geen minimale leeftijds-eis
B: 12 jaar
C: 18 jaar

[12] Een oplopende / voorbijlopende sloep heeft *

A: Voorrang op de opgelopen sloep
B: Geen voorrang en haalt in beginsel aan stuurboord in mits er voldoende ruimte is
C: Geen voorrang en haalt in beginsel in aan bakboord in mits er voldoende ruimte is

[13] Tijdens een wedstrijd: *

A: Gelden alle voorrangsregels zoals ze normaal ook gelden
B: Hebben sloepen die deelnemen aan de wedstrijd voorrang op alle overige vaartuigen
C: Hebben sloepen die deelnemen aan de wedstrijd alleen op het wedstrijdparcours voorrang op alle overige vaartuigen

[14] Wat doe je tijdens een wedstrijd als je een ander schip in nood ziet *

A: Je belt direct de wedstrijdleiding om dit door te geven en gaat verder met de wedstrijd
B: Je legt contact met de boot in nood, gaat erheen en biedt hulp
C: Je belt via marifoon / 112 de hulpdiensten en gaat verder met de wedstrijd

[15] Een opvarende is door een klap van een riem bewusteloos geraakt, het slachtoffer ademt normaal, wat doe je? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Roep direct hulp in
B: Start direct reanimatie
C: Controleer elke minuut of de ademhaling normaal blijft

[16] Er is dreigend onweer vlak voor aanvang van de training, wat doe je? *

A: Je blijft dicht bij de kant en de haven, zodat je snel terug kunt keren als het onweer doorzet
B: Je blijft in de haven trainen, in de buurt van zeilschepen of andere hoge masten
C: Je annuleert de training

[17] Aan welke symptomen herken je een zonnesteek? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Hoofdpijn en misselijkheid
B: Ernstige vermoeidheid
C: Overmatig zweten
D: Spierkrampen

[18] Wat doe je als je zelf te water van 5 graden Celcius raakt? *

A: Zo snel mogelijk richting de sloep zwemmen
B: Zoveel mogelijk kleding uit, en naar de sloep zwemmen
C: Je blijft in je positie en laat je drijven in de help-houding

[19] Aan welk reglement dien je met een roeisloep te voldoen? *

A: Geen, een roeisloep is een 'kleine' boot
B: Binnenvaartpolitiereglement
C: Wet pleziervaartuigen

[20] Je roeit aan stuurboordwal, en er komt een binnenvaartboot op recht tegengestelde koers aan, wie heeft er voorrang? *

A: De binnenvaartboot, want grote schepen hebben voorrang op kleine schepen
B: De roeisloep, omdat deze aan stuurboordwal zit

[21] De stuur van een sloep is verantwoordelijk voor (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: De veiligheid van de bemanning en zichzelf
B: De veiligheid van andere schepen in de buurt
C: Deugdelijkheid van materiaal en uitrusting
D: Besluit om wel / niet uit te varen

[22] In geval van nood (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Vaar zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde afmeerplaats
B: Alarmeer direct via Marifoon kanaal 16 / 1-1-2
C: Schat de totale situatie in en houdt overzicht
D: Denk, in deze volgorde, aan: je eigen veiligheid, de veiligheid van de bemanning en het behoud van het schip.

[23] Wat betekent het commando 'Bakboord best!' *

A: Bakboord roeit beter dan stuurboord
B: De roeiers aan bakboord trekken harder aan de riemen
C: De roeiers aan bakboord stoppen kort af en roeien dan weer door

[24] Hoe herken je ernstige onderkoeling? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Het slachtoffer gaat extreem rillen
B: De hartslag neemt snel toe
C: Het slachtoffer stopt met rillen
D: De spieren verslappen
E: De spieren worden stijf

[25] Wat doe je bij een slachtoffer (bij kennis) met ernstige onderkoelingsverschijnselen? (meerdere antwoorden mogelijk) *

A: Verplaats het slachtoffer naar een warme omgeving
B: Geef het slachtoffer warme drank
C: Voorkom verdere afkoeling, wikkel het slachtoffer in een reddingsdeken
D: Geef het slachtoffer geen eten en drinken
E: Roep direct hulp in

[26] Je ziet een andere sloep met 2 gekruiste riemen in de lucht, wat doe je? *

A: Je groet terug door ook 2 riemen gekruist in de lucht te steken
B: Je belt de alarmdiensten en vertelt ze de positie van de andere sloep
C: Je gaat zo snel mogelijk richting de andere sloep om hulp aan te bieden

[27] Zie figuur 3. Je roeit in het donker en ziet recht vooruit de volgende verlichting. Wat zie je, en wat doe je? *

A: Een groot motorschip wat van me vandaan vaart, ik doe niets
B: Een zeilboot op tegengestelde koers, ik wijk uit naar stuurboord
C: Een kleine of grote motorboot op tegengestelde koers, ik wijk uit naar bakboord
D: Een kleine of grote motorboot op tegengestelde koers, ik wijk uit naar stuurboord

[28] - zie figuur 4. Je roeit in het donker en ziet aan stuurboord de volgende verlichting, deze komt langzaam dichter bij. Wat zie je, en wat doe je? *

A: De bakboordverlichting van een kleine zeilboot. Omdat deze voorrang heeft wijk ik uit en vaar achterlangs de zeilboot.
B: De bakboordverlichting van een groot motorschip. Omdat deze voorrang heeft wijk ik uit en vaar achterlangs dit schip.
C: De bakboordverlichting van een klein motorschip. Omdat deze voorrang moet geven hou ik mijn koers en snelheid.
D: De bakboordverlichting van een klein of groot motorschip. Zolang niet duidelijk is wat voor schip ik zie, ga ik uit voorzorg uitwijken.

[29] Een opvarende raakt bewusteloos en ademt niet meer, wat doe je? (meerder antwoorden mogelijk) *

A: Je vaart zo snel mogelijk naar de kant en roept hulp in
B: Je start direct met reanimatie
C: Je probeert het slachtoffer bij te brengen met wat slokjes water
D: Roep direct hulp in, bij voorkeur met de marifoon, en/of bel 1-1-2

[30] Je roeit op vaarwater waar radar verplicht is, en jullie worden overvallen door dikke mist. Wat doe je? *

A: Je maakt de training af, en luistert goed of je andere schepen hoort
B: Je breekt de training af en gaat terug naar de lighaven
C: Je zoekt zo snel mogelijk de dichtstbijzijnde geschikte en veilige plek om stil te gaan liggen.

[31] zie figuur 5; wat betekent dit bord? *

A: Maximale snelheid in het vaarwater is 5 km/u
B: Je nadert een sluis
C: In-, uit- of doorvaren toegestaan

[32] zie figuur 6; wat betekent dit bord? *

A: Verboden voor motorsportvaartuigen
B: Verboden voor kleine schepen
C: Verboden voor sportvaartuigen

[33] Je ligt stil in dikke mist, welk sein geef je met je misthoorn? *

A: een lange stoot om de maximaal één minuut
B: kort-lang-kort om de maximaal één minuut
C: Een stilliggend klein schip mag geen mistsein geven

[34] zie figuur 7; mag je doorvaren? *

A: NEE, zolang de rode lampen branden mag je niet doorvaren
B: Je mag doorvaren zodra de gele lampen doven
C: Je mag doorvaren zodra dit qua hoogte kan

[35] zie figuur 8; mag je doorvaren? *

A: Nee, je moet wachten tot de lampen rood/groen en later groen gaan branden
B: Ja, dit is een brug buiten bedrijf waar doorvaart toegestaan is. De gele lamp geeft aan dat er tegenliggers mogelijk zijn
C: Nee, deze brug is gesloten voor doorvaart

Stuur mij een kopie

FIGUUR 1

FIGUUR 2

FIGUUR 3

FIGUUR 4

FIGUUR 5

FIGUUR 6

FIGUUR 7

FIGUUR 8

Wijs je teamgenoten ook op deze toets, en deel deze pagina!

HOME